Ik was laatst in de schouwburg bij het ruimtevaartcollege van astronaut André Kuipers. En eigenlijk was ik daar natuurlijk met maar één brandende vraag. Sinds ik bezig ben met het PoepPaleis weet mijn omgeving dat ik soms nogal onverbloemd uit de hoek kan komen door mensen naar hun poepervaringen te vragen. Maar een schouwburg, de tempel van kunst en cultuur, lijkt toch niet echt de juiste ambiance om het eens uitgebreid over poepen te hebben. Ondanks dat de wc’s van de Schouwburg Utrecht er echt wel mogen zijn, maar daarover wellicht later een keer meer. Ik twijfelde dus een beetje, kon ik die vraag wel stellen? “Hallo André, heel interessant zo’n ruimtereis, maar hoe ging het met het poepen?” Ik tuurde in mijn kopje koffie voor de voorstelling alsof daar het antwoord te vinden was.
©Sander Koenen
Gelukkig was André niet alleen, hij was samen met de schrijver van al zijn boeken Sander Koenen. En Sander stond in de schouwburghal met een boekenkraampje vol met fraaie ruimtereisboeken. Mijn oog viel direct, zonder aarzelen op die ene cover van de National Geographic Junior met als aankeiler “Hoe plas je in de ruimte?”. Sander vertelde mij dat dit zo ongeveer de meest gestelde vraag aan André was. Dat gaf mij moed! Zie je wel, we doen alsof we niet over ons toiletgedrag praten, maar ondertussen is het wel wat ons bezighoudt. En niet alleen mij! Hoog boven in de ruimte, kijkend op onze mooie kleine planeet, bezig met de wetenschap en vooruitgang moet je ook dagelijks poepen! Aardser kan het haast niet. Het college over André’s ruimteavonturen was indrukwekkend en heel levendig en met humor verteld. De uitgebreide voorbereiding, al die landen die erbij betrokken zijn, de gewichtsloosheid waardoor je gewoon in een kast slaapt, de snelheid waarmee je om de aarde suist, het grote gevaar van niet heelhuids door de dampkring komen. Het was een aaneenschakeling van interessante verhalen. En de foto’s en filmpjes van de aarde zijn wonderschoon, je begrijpt meteen waarom ruimtevaarders zo benadrukken dat we zuinig moeten zijn op onze aarde.
Maar de vraag der vragen kwam voor mij in de signeertijd na de voorstelling. Natuurlijk kocht ik dat boekje met die cover over hoe je in de ruimte plast. Dat kon ik mooi laten signeren door André. En toen heb ik het gewoon gedaan. Ik heb het hem gewoon gevraagd. Ik dacht het kan wel want per slot van rekening is hij ook arts. Dus ik vroeg hem hoe het met het poepen in de ruimte ging. “Vier dagen obstipatie!” zei hij, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, wat het natuurlijk eigenlijk ook is. “Ontzettende buikpijn en gelukkig ging het daarna weer”. “We worden getraind om katheters aan te leggen voor als het plassen niet gaat, en we krijgen klisma’s voordat we gaan. En die eerste dagen hebben we luiers aan.” Tjonge, dat was meer dan ik had durven hopen. Hoe ze het doen, die astronauten?
Er is een heus ruimtewc’tje. Ze plassen in een soort stofzuiger. Voor mannen toch wat gemakkelijker dan voor de vrouwelijke astronauten, denk ik dan. En ze poepen in gewichtloosheid, stel je dat eens even voor. Er is wel een pot maar echt zitten kan dus niet, je moet je vastklemmen want er is geen zwaartekracht. Geen boven, geen beneden, hoe weet die drol dan waar ie heen moet? Je moet als astronaut niet te lang wachten met het zakje waar je net boven hing dichtknopen want anders kan je voor niet zo’n gewenste botsingen komen te staan. Zou snel dichtknopen ook een van de vaardigheden zijn waarop je getest wordt bij de selectieprocedure? Vast wel!
©Tessie